Nico Haak, daar deed hij mij aan denken. Ik had tegen beter weten in gereageerd op het aanbellen bij mijn voordeur en stond nu zwaaiend, zonder make up en in mijn pyjama aan de straat met een grijzende man met snor tegenover me. Geen idee of mijn blik die licht verdwaasd op hem bleef hangen de trigger was, maar de man maakte iets dat leek op een halve pirouette. Dat was het moment dat ik me bedacht dat mijn medicijnen allicht nog niet waren uitgewerkt.
Bij de pirouette – ik denk toch dat hij m echt maakte en niet alleen in mijn benevelde brein – hoorde een eveneens halve zwaaibeweging. Ik volgde zijn hand met de kwispelende soort aandacht die ik normaliter bewaarde voor langszwevend eten. En ijsjes.
‘De Hondenbelasting!’ Dat was wat ik hem hoorde zeggen, maar zijn mond bewoog veel te lang dus ik miste overduidelijk een fiks gedeelte tekst. Maar dat ene woord was wel genoeg om mijn conversatieskills op te starten.
‘Ah, hondenbelasting, ja u denkt natuurlijk dat ik een hond heb, vanwege het bordje voor mijn raam. Maar die heb ik niet meer. De hond dan, het bordje dus nog wel. Dat heb ik vorig jaar al doorgegeven aan de gemeente met stamboom kopie en overdrachtpapieren en al.’
‘Ik ben hier om te controleren of u een hond heeft.’
‘Ja dat begreep ik al, maar die heb ik dus niet meer, sinds vorig jaar.’
‘Maar u heeft wel een bordje.’
‘Ja zeker, dat is om mijn inbraakrisico mooi laag te houden.’
‘Maar u heeft dus geen hond?’
‘Nee, alleen dat bordje.’
Twijfel slaat toe bij mij, want de man kijkt nu bedenkelijk. En niet zo’n beetje ook. De zwierige bewegingen zijn overgegaan in venijnig zwiepen met zijn half afgekloven blauwe Bic balpen en hij zet een stap mijn richting uit.
‘En wat nou als u niet thuis was geweest? Dan had ik dus gedacht dat u een hond had, want u heeft een bordje.’
‘Ja en dan had ik bezwaar aangetekend, net als vorig jaar. Probleem opgelost!’
‘Maar zo werkt dat niet. U kunt niet zomaar een bordje voor uw raam zetten als u geen hond heeft.’
‘Feitelijk kan iedereen dat. Het is niet zo dat het kopen van zo’n bordje uitsluitend is voorbehouden aan hondeneigenaren.’ Nu begint mijn irritatie toe te slaan. De man staat nu erg dichtbij met zijn balpen en klembord en hij heeft er overduidelijk moeite mee dat ik me niet aan regels houd. Zijn regels in dit geval.
‘Dus u vindt het belangrijker dat uw inbraakrisico laag blijft dan dat u een foutieve belastingaanslag krijgt?’
‘Eh, ja! Tegen die aanslag kan ik in beroep gaan, dat risico is laag, of niet. En gezien ik nogal vaak niet thuis ben houd ik de onwetend voorbijlopende inbreker liever in de illusie dat ik een hond heb.’
‘En u vindt dat verder geen probleem? Dat u de gemeente zo op het verkeerde been zet?’
En daar gaat mijn incasseringstolerantie. Ik kijk de man met mijn breedste smile aan. ‘Nee, geen enkel probleem. Fijne dag verder.’
Zwiep, deur dicht.
Hij belt aan bij mijn buurman.
‘Goedemiddag, even een vraagje, uw buurvrouw zegt dat ze geen hond heeft, maar ze heeft wel een bordje. Kunt u mij vertellen of ze nou wel of niet een hond heeft?’
‘Oooh zij. Nee gelukkig niet meer, zo een last dat we daar van hadden. Dat bordje haalt ze niet weg hoor, is ze veel te lui voor, ze maakt ook nooit d’r stoep schoon. En zeker nu u langs bent geweest doet ze het niet, zo dwars dat mens, ik heb verhaaaalen. Wilt u wat koffie?’
Ik dans verder. Een hele pirouette.