Laila Jetten
Morsig in Maart

Morsig in Maart

De trein naar Haarlem was te laat. Vijf minuten, vanwege werkzaamheden. Welke werkzaamheden bij de NS duurden vijf minuten?

Terwijl ik naar het bord + 5 minuten staarde en me dat afvroeg sloegen de flapjes om en bleek het fiks uitgelopen te zijn: +10 minuten. Dat was bemoedigend; in tien minuten kon je zoveel meer gedaan krijgen. Gelukkig tikte de extra wachttijd snel weg,  doordat ik in de wachtruimte bijna in slaap viel. Na de race voor een zitplek in de trein goed afgerond te hebben nestelde ik me in de stoel bij het raam en sluimerde verder. Kou, warmte en veel teveel mensen zorgde voor een bijna complete shutdown.

Ik schrok wakker doordat er iemand tegen mijn schouder tikte. Volkomen verdwaasd keek ik op, een fractie van een seconde in volslagen verwarring over waar ik was. Trein! Ja! Mijn blik verlegde zich naar de man die tegen mijn schouder had getikt. Een morsige man. Beter dan dat viel hij niet te omschrijven. Begin vijftig, grijs, krullend haar dat zich aan zijn slapen tegen de zwaartekracht omhoog vocht. Bovenop een donkergroene gleufhoed. Werden die nog gemaakt? Verkocht op andere plekken dan tweedehandswinkels? Zijn jas paste niet bij zijn hoed, het was een onbestemd kledingstuk dat moeilijk te omschrijven viel. Stof, beige, tussen nek en heupen, bij elkaar gehouden door bruine stiksels en een verweerde rits. Het bruin paste wonderwel goed bij de donkergroene ribbroek. Corduroy: nog zoiets waarvan ik dacht dat het alleen in de Ukraine nog werd gedragen. Misschien kwam hij daar wel vandaan. Dat zou wel zijn mismatchende aanwezigheid in de overduidelijk Nederlandse trein verklaren. Schuin over zijn jas hing een groot uitgevallen tas die de man naar voren schoof. ‘Is die plek vrij?’ Ik keek hem aan, keek bedenkelijk naar de lege zitplaats naast me en onderdrukte heel hard de neiging om  flauwe antwoorden als “welke plek” en “ziet u niet dat er iemand zit” te geven. In plaats daarvan zette ik mijn allervriendelijkste glimlach op, knikte en zei ‘Zeker is die vrij’.

Vrijwel direct wurmde de man zich de stoel in. Staand was me niet opgevallen dat hij tamelijk groot was en de ongeinspireerde kleding verhulde bijzonder goed zijn forsheid. Beiden werden nadrukkelijk onthuld door de beperkte ruimte die de NS toebedeelde aan haar reizigers. Tenminste, als je wilde zitten. Liggend had je natuurlijk alle ruimte op de grond in de gangpaden.

Nu ik was ingeklemd en de man een dam vormde tussen mij en mijn vrijheid viel me pas zijn geur op. Green Moss. How appropriate. Volgens de fabrikant een ‘mannelijke geur’, in de markt gezet in 1965. Inderdaad: mijn vader gebruikte het ooit ook. Veertig jaar geleden. Ik draaide mijn hoofd weg en zag mezelf in gedachten als een hagedis met plakvoetjes wegvluchten via het grote raam. Die non verbale afwijzing van de behoefte aan verder contact pakte hij op als een hartelijke uitnodiging tot conversatie.

‘Gaat u ook naar Lelystad?’

‘Eh.. nee. Naar Haarlem.’

‘Dan zit u in de verkeerde trein.’

Een fractie van een seconde twijfelde ik, maar gelukkig heeft de NS schermen met informatie hangen en daar stond toch echt bestemming Amsterdam op. Met als tussenstop Haarlem.

‘Nou nee, dan zit u in de verkeerde trein.’ Ik wees naar de informatie die een meter of drie bij ons vandaan hing. De man staarde met samengeknepen ogen en zei niets. Toen trok hij zijn schouders op.

‘Nu ja, ik had toch al niks te doen in Lelystad.’

WTF?

Dat laatste zei ik niet letterlijk, maar het hing waarschijnlijk bijkans leesbaar in een tekstballon boven mijn hoofd, gesteund door mijn opengesperde ogen en ontzette blik. Ik wist niks te zeggen. He-le-maal niks.

‘Ik heb een vrij reizen kaart van de NS. Op donderdagen pak ik de eerste trein die rond zeven uur aankomt in Leiden en zie wel waar ik terechtkom. Ik dacht Lelystad. Maar Haarlem is ook goed.’

Dat klonk op slag al een stuk logischer. Sterker nog: het klonk als iets dat ik ook had kunnen zeggen. Wat niet wegnam dat ik nog steeds geen samenhangend antwoord kon produceren dus bleef hangen in staarmodus.

Bruusk trok de man zijn tas omhoog, opende de rits en trok een plastic bak met onbestemde inhoud tevoorschijn. Het deksel openend walmde de geur zijn Green Moss aftershave weg.

‘Wenst u een augurk?’