Ik keek naar hem. Hij keek naar mij. In een OCD-achtige trant trok hij meerdere malen achter elkaar zijn neus lichtjes op. Het maakte hem een konijn. En mij nog veel geïrriteerder. Ik kneep mijn ogen samen en staarde hem aan. Ik wilde zoveel zeggen, maar het leek me allemaal niet heel slim op dit moment. Alle vervelende rotdingen die ik hem toe kon snauwen gingen één grote bak in, daar ging een My Little Pony en Carebear sausje doorheen en wat er uitkwam klonk welhaast vriendelijk:
‘Wat is precies het probleem?’
‘Njah, probleem, probleem… ik vind het gewoon raar. Erg raar.’
En nu hield hij mijn ID-kaart in de lucht, tegen het licht in. Alsof dan de woorden ‘ik ben vals’ magisch verlicht op zouden doemen.
Ik staarde naar zijn muizige snor, bleke hamsterwangen en priemende rattenoogjes. Like a rodent.
Zijn donkerblauwe beveiligersoutfit hing wat verkreukeld om hem heen. Het zat ook allemaal net wat te strak.
‘Oke, wat wil je hier verder mee doen? Ik zie het probleem niet. Dus laat je me nu binnen, of wat? Wat wil je nou?’
Hij schrok op door mijn venijnige toon.
‘Ja ik weet het niet. Die kaart is te licht.’
Hij tikte met mijn ID-kaart op zijn bureau.
‘Raar hoor. Zo licht.’
‘Dat heb ik nog nooit eerder gehoord. En wat wil je er mee zeggen? Dat je denkt dat mijn ID vals is? Ik heb ook nog een rijbewijs, wil je dat zien dan?’
Ik wil hem zo graag slaan dat ik het bijna kan proeven. Dat lethargische gekut met die ID. Dat twijfelende gedrag. Dat jammerende toontje. En ondertussen was ik al bijna te laat ook.
‘Hallooo!’ hoor ik achter me. Ha, dat is diegene waar ik de afspraak mee heb.
‘Loop je mee?’
‘Nou, ik moet eerst nog even mijn ID kaart terugkrijgen.’
De beveiliger legt de kaart razendsnel in het bakje en schuift die mijn kant op.
Ik kan het niet laten:
‘Geen probleem meer nu? Niet nog steeds te licht?’
‘Nee, nee, geen probleem.’
Wanneer ik een half uur later naar buiten loop zit hij er helaas niet meer.